Toen ik in 1947 werd geboren, vlak na de oorlog in Rotterdam, was die stad druk bezig met de wederopbouw. Het puinruimen en herstellen van de enorme schade die door het Bombardement was veroorzaakt. Op 14 mei 1940 werd de binnenstad door zo’n 60 Duitse bommenwerpers, in nog geen 20 minuten met de grond gelijk gemaakt. Ruim 80.000 mensen werden dakloos, Ontelbare gewonden, en honderden doden… In nog geen 20 minuten. Der Luftwaffe, keerde tevreden huiswaarts. Onder de dreiging dat Amsterdam, Den Haag en Utrecht hetzelfde lot zouden ondergaan, capituleerde Nederland. Het was ’t begin van 5 jaar bezetting, angst, onzekerheid, ontbering en onderdrukking. In Rotterdam kregen net als in vele andere steden alle mannen tussen de 17 en 40 jaar, het bevel zich te melden für die Arbeits-Einsatz… Dwangarbeid… Wegen en bruggen werden afgesloten, zodat niemand kon ontsnappen. Op onderduikers en zij die wilden vluchten, werd meteen geschoten. Het was de grootste razzia uit de geschiedenis van ons land. Mijn vader werd ook opgepakt en per trein naar Duitsland gedeporteerd. Wat hij daar precies heeft gedaan, en welke ontberingen hij moest doorstaan, heeft ie nooit iets over verteld. Als ik er wel eens naar vroeg zei hij altijd: ‘Dat wil je niet weten, jongen” Hij had het overleefd… Maar je moest niet vragen: Hoe… Bij ons thuis werd dus niet, of nauwelijks over de oorlog gesproken. Pas toen ik naar de lagere school ging, kreeg ik voor het eerst te horen wat er eigenlijk allemaal gebeurd was in die tijd. Hoeveel doden er waren gevallen… Honderdduizenden doden. Burgers, verzetsstrijders, slachtoffers van de Holocaust, de velen die omkwamen of vermoord werden in de kampen in zuid-oost Azië. Maar ook alle militairen, die toen naar het front zijn gestuurd, en nooit meer terugkwamen. Over hen wordt nu gezegd: ‘Zij vochten voor onze vrijheid’, en dat is ook zo. Maar waarschijnlijk dachten zij vooral: ‘Hoe overleven we deze Hel?… en als we het overleven, bestáát Nederland dan nog wel?’ Ik woon nu ruim 30 jaar in deze stad. Toch ben ik op 4 mei nog nooit naar de dodenherdenking op deze Damgeweest. In plaats daarvan loop ik altijd naar de Westermarkt, niet zo ver hier vandaan. Daar ligt op het pleintje achter de Westerkerk, nog een oorlogsmonument. Niet zo groot als dit, maar wel net zo indrukwekkend, het Homomonument. Ook daar zijn vanavond, net als hier, om 8 uur de vele doden herdacht. Drie grote roze driehoeken op de grond, vormen het symbool van discriminatie en vernedering. Er liggen daar altijd bloemen, het hele jaar door. Op het monument staat een dicht-regel, van de joodse schrijver Jacob Israël de Haan: ’Naar Vriendschap, Zulk Een Mateloos Verlangen’. Het feit dat wij in Nederland sinds 1987, als eersten in de wereld, zo’n monument hebben, tekent onze vrijheid… De Vrijheid dat iedereen, hier zichzelf mag zijn. Zonder dat iemand anders daar wat van zegt. De Nederlandse grondwet ademt verdraagzaamheid en tolerŕntie. Je kunt hier over het algemeen doen en laten wat je wilt, en zeggen wat je wilt… Je bent hier vrij. Vrij met de oorlog als het negatief, van de kleurenfoto van de vrede. En morgen vieren we die vrijheid. Ondanks alle beperkingen die het corona-virus met zich meebrengt, vieren we onze vrijheid… Ik ook. Maar ik doe dat wel in de overtuiging, dat ook ik verantwoordelijk ben, om die vrijheid van ons door te geven, aan de nieuwe generatie. Want, het is al vaak gezegd, ‘vrijheid is niet vanzelfsprekend’. Het had ook heel anders kunnen aflopen… Toen… 76 jaar geleden. Dan had ik deze toespraak misschien nu, in het Duits moeten doen. Daarom ben ik Dankbaar… Dankbaar, dat ik in vrijheid kan leven, en apetrots, dat ik in Nederland woon. |